Tijdens een telefoongesprek met mijn moeder komt ter sprake
dat ik weer naar het ziekenhuis moet voor de standaard controle, om te kijken
of alles nog stabiel is. Ik vraag hoe laat, waar en of er aanvullende dingen zijn. Ja, ik moet nuchter zijn. Maar verdere gedachten of
conversaties omtrent de controle komen niet op. Het zij zo, het hoort erbij.
Op een avondje in de bibliotheek met een vriendin in de tentamen periode liet
ik tussen neus en lippen door vallen dat ik donderdag ‘niet al te hard kon
zuipen’, want ik moest de dag daarna, wel te verstaan, nuchter in het UMCG zijn
om 08:30. Het is stil. “Doe je wel voorzichtig? We doen een kleintje, om 02:00
stuur ik je naar huis.” zegt ze. Ik snap de commotie niet, het zijn maar scans
en het is allemaal wel goed. “Het boeit me niet echt.” Is het enige wat ik zeg en
verander het onderwerp. Ze bedoelde het goed.
Die vrijdag, de 9e van november sta ik om 08:30
bij de fontein in het UMCG. Mama staat in de file, dus ik ga alvast alleen naar
mijn eerste onderzoek. Ik meld me aan, loop mijn vaste route naar de wachtkamer
en hoef gelukkig niet lang te wachten. Bij binnenkomst hoor ik “Je weet vast
wel wat er gaat gebeuren, je komt hier vaker zie ik.” Even weet ik niet wat ik
moet zeggen, dus ik lach. Ik kleed me uit en volgens het protocol leggen ze gewoonlijk
uit wat ze gaan doen. “De foto’s sturen we naar je oncoloog! Succes.” is het
laatste wat ik hoor. Terwijl ik de deur van de kleedkamer achter me dichtdoe
komt mama haastig binnen lopen. Ik weet dat ze het niet fijn vindt wanneer ik
alleen naar mijn onderzoeken ga, ondanks het feit dat ik volgende maand 20 ben.
Ik kan het haar niet kwalijk nemen.
Daarna word ik verwacht op de kinderoncologie afdeling waar
ik onderzocht word door mijn oncoloog. Ik ben als eerste aan de beurt, er is
nog niemand op de poli. Bij binnenkomst word ik direct gegroet door
secretaresse C. Na vier jaren en vele uiterlijke veranderingen weet ze nog
steeds wie ik ben. Mijn bloed wordt afgenomen, geheel volgens protocol. Daarna roept mijn oncoloog
me samen met mama naar de spreekkamer, waar een van de vele coassistenten op me
wacht. Geloof me, ik heb er misschien wel honderd gezien. Mijn oncoloog vraagt
hoe het gaat, ik ben brak en mijn antwoorden zijn niet al te lang. Gelukkig was
dit al snel duidelijk. Hij vraagt of ik pijn heb, “Ja, in de nacht verkramp ik,
zeg maar, ik weet niet wat het is, ik slaap niet echt meer, maar het stelt vast
niks voor.” Maar voor mijn oncoloog wel, hij kan het niet volledig plaatsen
maar waarschijnlijk is het een magnesium te kort. Niks ernstigs, voor mij. We
praten verder, mijn studie gaat goed. Hij vraagt of ik nog sport en of ik wel
voorzichtig doe en met mijn burn-out van afgelopen jaar wordt er iets nauwkeuriger op mijn woorden gelet. “Je bent nog aan het herstellen, hè.” Ik doe maar alsof ik dat
niet gehoord heb. Alle onderwerpen komen voorbij, vriendjes, studie, vakanties,
feestjes. En het is fijn om met hem te praten, in de afgelopen paar jaren was
hij de enige die dwars door me heen kon kijken. Ik vertel hem dat ik een halve
marathon ga rennen, het wordt stil. “Het is voor KWF!” zeg ik, hij glimlacht, kijkt me aan en
zegt dat ik rustig aan moet doen, “Maar je kan het wel!” Zijn goedkeuring
geeft me vertrouwen, zekerheid en even voelt het alsof ik het echt kan.
Na het gesprekje onderzoekt hij mijn lichaam van A tot Z,
voelt of er opgezwollen lymfeklieren zitten, of mijn darmen, mijn longen en mijn
hart goed werken. Het was goed. Ik word gemeten en gewogen. We maken een nieuwe
afspraak en “als het niet uitkomt met je tentamens of feestjes dan verplaatsen
we het!” zegt hij me na. Ik lach, het was fijn om hem weer te zien.
Terwijl we naar het laatste onderzoek lopen vraagt mama
waarom ik het haar niet heb verteld van mijn verkrampingen, “Het boeit toch
niet, ik hoef je toch niet alles te vertellen.” zeg ik. Ik bedoelde het niet
zo.
Het laatste onderzoek is een echo. De wachttijd is bijna een
uur en ik was nog steeds nuchter. Het is inmiddels bijna 13:00. Mama leest een
tijdschriftje en ik Facebookte een beetje. Ik word opgeroepen en zeg tegen mama
dat ik het zelf wel kan. Ik vind echo’s nooit leuk, ze doen soms pijn, duren
lang en geven direct uitslag. Stel je voor dat ze me zo gaan zeggen dat ‘het’
weer groeit. Ik zet m’n gedachten opzij en volg de nieuwe arts. We hadden
elkaar nog nooit gezien, maar ze wist alles al. Dat stelde me gerust. Weer
volgens protocol legt ze uit wat ze gaan doen, ik wist het al.
Ze merkte dat ik zenuwachtig was, ik had mijn armen zo lang
gekrabd dat ze helemaal rood waren, ik trilde een beetje. “Kijk, hier zie je
een bot. Dit is je schouder. En hier zit een spier.” Ze vraagt me waarom ik
voor Midden-Oosten studies heb gekozen, zelfs dat kon ze lezen in mijn dossier.
Een dossier wat inmiddels een trilogie is geworden. Ik leg uit dat ik het
interessant vind, zeg niet veel. Daarna begint ze over haar interesse voor de
echografie, ze weet precies hoe ze me moet afleiden en zegt tussen haar zinnen
door ‘dat het er rustig uit ziet.’ Het helpt. De echo duurt lang en ik weet dat
mama zenuwachtig is in de wachtkamer, had ik haar nou wel mee moeten nemen? Ik
denk aan iets anders, luister aandachtig naar haar woorden. Van boven tot onder
wordt mijn hele lichaam doorgenomen. “Probeer te ontspannen.” zegt ze zacht. Ze
loopt naar buiten om te vragen of ze nog verder onderzoek moet doen. Ik wacht
en wanneer de deur opengaat knikt ze ja. “Maar alleen voor de zekerheid hoor!” hoor
ik haar zeggen. Ze kijkt naar mijn kaak en verontschuldigt zich voor het feit
dat er nu allemaal gel in mijn haar komt. Het voelt gek, maar is al snel klaar.
Terwijl ik me aankleed zegt ze dat het goed was. Wenst me succes “het ga je
goed” zegt ze terwijl ik de deur opendoe. Ik besef me, dat het me wel boeit.
Het maakt me wel uit en hoe graag ik zou wensen dat ik er niet bang voor ben,
kan ik niks anders dan toegeven dat ik de nachten daarvoor niet kan slapen, dat
ik nachtmerries krijg. Dat ik de ochtend van de scans in de spiegel kijk, mijn
haar aanraak en me weer inbeeld hoe het was toen ik kaal werd. Hoe het was om
geen wimpers, wenkbrauwen te hebben. Het beeld flitst voorbij, ik kijk naar het
litteken in mijn nek, op mijn borstkas, in mijn zij, bij mijn lies. Mijn tatoeage, die me aan
mijn oncoloog herinnert, hij die wel geloofde dat ik het zou halen.
Normaliter duurt het ongeveer een week voordat alle foto’s
en scans zijn beoordeeld, maar het was rustig en diezelfde middag werd mama gebeld
door mijn oncoloog. Ze appte me, maar ik was moe en brak dus ik sliep. Toen ik
wakker werd zag ik een appje ‘HET IS GOED!’ gevolgd door hartjes. Even stop ik
met ademen. Ik snak naar lucht, zonder dat ik het door heb huil ik. Ik mag weer
door leven. Ik ben nog aan het winnen.
Het boeit me wel.
James September 2018 |